Algemeen

Op 21 september is formeel de herfst begonnen. De donkerte ’s ochtends om 7.00 uur getuigt daarvan. Net als de ongenode 8-potige gasten die tegen schemer tevoorschijn komen. 

Laatst zat ik op de bank wat te lezen. Gezellig kaarsjes aan. Zag ik ineens iets vanuit mijn ooghoek bewegen. Razendsnel. Ik keek op… een spin. Een joekel! En hij kwam mijn kant op. Met mijn blik op de indringer ging ik op de tast op zoek naar een bakje en stevig papier met maar één doel: dit fraaie exemplaar uitzetten. Ontspannen, liet de spin zich stoer in volle omvang bewonderen. Eenmaal onder het bakje kroop die in elkaar. Maar niet na eerst angstig of misschien wel spinnijdig, het hele bakje te zijn doorgerend. Een doorzichtig bakje, om te kunnen zien waar spinnemans zat. Met trillende vingers en een hart dat in mijn keel klopte, schoof ik het stevige papier onder het bakje en liet de spin opstappen. Daarna schoof ik het papier vliegensvlug door, zodat het een bodem vormde. Behoedzaam liep ik naar de keuken. Opende de deur. En liep een paar meter naar buiten, waar ik de spin in het schijnsel van een straatlantaarn vrij liet op het gras. En hup, weer naar binnen. Missie geslaagd. Een tweede exemplaar dat ik ’s nachts ontwaarde naast me op het hoofdkussen heb ik, na een noodsprong vanaf het bed en een grondige inspectie, nooit weer gezien. Kussens aan de kant. Lakens teruggeslagen. Matras opgetild. Wat dacht je? Nergens te vinden dat kreng. Kinderachtig, maar ik heb mijn bed toen even verruild voor de bank. Aangezien die alleen niet zo lekker lag, ben ik uiteindelijk toch weer terug gegaan naar bed. Ik gokte erop dat het arme dier zich rot geschrokken was. En direct weer door het raam naar buiten was gegaan. Althans, dat hoopte ik dan maar. Ik viel weer in slaap met de gedachte de volgende dag driftig alle hoeken en gaten te gaan stofzuigen. Alweer vroeg wakker besloot ik eruit te gaan en eerst te wandelen. In sportkleding met lichtje aan ging ik tegen 6.30 uur de deur uit. Na zo’n 10 meter de Gooimeerdijk op, die na een kleine kilometer links van zich het water heeft waar het naar vernoemd is. ’t Was donker en betrekkelijk stil. Niet zo donker en noch zo stil zoals het op het Bildt, op het Noarderleech waar ik veel gedoold heb. Met uitzondering van de wind en de vogels hoorde je daar echt niets. En was de zon nog niet op, dan was het er ongekend donker. Dat is hier toch anders met heel in de verte het geluid van verkeer op de A6. En er zijn altijd wel lichtjes te zien. Dat doet echter niets af aan de mooie omgeving hier. En dan vooral het Kromslootpark dat mij aan het gebied Kennemer Duinen doet denken. Het geweldige nazomerweer kleurt groene bladeren langzaam rood. In het riet nog wat paarse distels. Uitgebloeide struiken waarvan de bloemen tot warrig pluis geworden zijn. Met spinnenwebben, zichtbaar door kleine dauwdruppels die zich op de draden gevormd hebben. Wiegend in de wind. Drie bomen met groen-wit lint, om te waarschuwen voor hoornaars die er van de zomer hun intrek in genomen hadden. De linten zijn er weliswaar nog, maar hoornaars heb ik niet meer gezien. Of ze uitgezwermd zijn….? Indrukwekkend vond ik ze. Net als de berenklauwen rondom de parken hier en langs de snelweg. Op de één of andere manier hebben ze iets prehistorisch; allereerst denk ik al vanwege hun grootte en hoogte. Zomers hun indrukwekkende schermbloemen die er nu, zo zonder de witte bloemetjes, kunstig uitzien als een soort van filigraan. Prachtig hoe het houtig ogende bloemenskelet zich aftekent tegen het heldere ochtendlicht. Bijzonder ook, hoe elfenbankjes, zwammen en paddenstoelen altijd verschijnen op beschutte plekjes, vergezeld van mossen in het helderste groen. Van de naaktslakken die over de paden glibberen, ben ik dan weer minder gecharmeerd. Maar ook zij horen bij de herfst; een periode van laat licht, vroeg donker. Van stamppotten in plaats van salades. Van dikke truien, kaarsen en naar binnen gaan, letterlijk en figuurlijk. Van verstilling… herfssst.