Algemeen

Column: Kedeng kedeng…

Inmiddels ben ik volop aan de slag in Amsterdam. Vier dagen per week reis ik op en neer tussen Almere en onze hoofdstad. Geen haar op mijn hoofd die eraan denkt dit traject per auto af te leggen. 

Mijn OV-kaart heb ik uit de spreekwoordelijke mottenballen gehaald. Op Ouwe Syl is deze wat in de vergetelheid geraakt; het aantal keren dat ik daar een bus zag, kon ik op één hand tellen. Maar eerlijk: dat hoort ook bij de charme van het dorp en de omgeving die me zo dierbaar zijn geworden. Maar als je er dan toch voor kiest te gaan werken ‘in da big city’, dan moet je wat. Aan uitdagingen geen gebrek. Het is zo’n 39km vanaf hier naar Amsterdam. Zonder kinken in kabels, wisselstoringen, breuken in bovenleidingen, tegenwind, blaadjes op het spoor en met alle seinen op groen, doe je er zo’n 20 minuten over. Ik kan mijn geluk niet op als ik in de NS-app zie, dat er per uur een aantal Intercity’s en Sprinters die kant op vertrekt. Maar de dienstregeling van de NS is te vergelijken met het Hollandse weer: onbestendig. Treinen die uitvallen door stakingen. En overvolle treinen, omdat deze bij gebrek aan conducteurs worden ingekort. Eén geluk: niemand heeft het koud. Dat lijkt me praktisch onmogelijk als je mannetje aan mannetje opeen gepakt staat. Oké, oké… zij aan zij. Schouder aan schouder. Hoe dan ook: als haring in een ton, sardientjes in blik. Inmiddels houd ik rekening met ruim 1 uur reistijd. Waar een Sprinter iets vóór het uur vertrekt, gaat er een Intercity kort na het uur. Ik ga bij voorkeur voor de laatste. De Sprinter laat ik daarom aan me voorbij gaan om de Intercity te pakken. De lichten van de Sprinter zijn nog niet uit het zicht verdwenen, of er wordt omgeroepen dat ‘mijn’ Intercity niet rijdt. Rest me niks anders dan een andere trein te pakken. Een keer over te stappen. En het laatste stuk met de metro te gaan. Aan avontuur geen gebrek. Ik besluit om ouderwets te koekeloeren. Tegenover mij een vrouw. Met tussen haar gesloten ogen een frons, leunt ze met haar hoofd tegen het raam. Ze valt me op, omdat de meerderheid met het hoofd voorover, inclusief frons, overgeleverd is aan zijn/haar mobiele telefoon. De verleiding is groot om me bij hen aan te sluiten. En alvast de 6 app-groepen van het werk te checken die ik rijker ben. Ik weersta de verleiding en laat mijn blik verder rondgaan. Verderop iemand die ongegeneerd aan het bellen is. De taal kan ik niet thuisbrengen. Mogelijk is dat voor de beller een vrijbrief om het gesprek en plein public te voeren. Ik blijf het bijzonder vinden. Enfin… het geluid van ritselende kranten heeft plaatsgemaakt voor bastonen uit koptelefoons van medepassagiers. Zo richting de Zuid-as is het pakken-gehalte hoog. Deze variëren van bankiers-deftig tot yup-trendy. Pantalons die mogelijk bewust wat aan de te korte kant zijn, omdat daarmee een blik gegund wordt op de fun-socks die de dragers die ochtend ongetwijfeld met zorg hebben uitgezocht. Een chique pak-man met dito attachékoffer staat quasi nonchalant tegen een stang geleund. Hij is druk met z’n mobiel in de weer. Zou hij koersen checken? Zich buigen of put- of call opties? Een halte verder ben ik erachter. Hij is in een spelletje verwikkeld met raceauto’s. Wishing he was Max, I guess. Ondertussen realiseer ik me dat ik er de volgende halte, Amsterdam Zuid, uit moet. Roltrap af, de stationshal door. Roltrap op. Perron oversteken en dan op de M52 noord. Van daaruit richting Europaplein, De Pijp, Vijzelgracht tot halte Rokin. Altijd weer spannend als je reis iets anders verloopt dan gepland. Ik vermaak me echter kostelijk. Vanuit de catacomben van de metro neem ik de roltrappen naar het licht. Ik voel me even Jekkyl en Hyde, omdat ik intens kan genieten van zowel de verstilde sfeer van de Waadhoeke als de reuring van het ‘wilde westen’. Ik stap de roltrap af en loop richting Spui. Een bak koffie en ik ben klaar voor een nieuwe dag.     

 Sanne Verhoef